![]() Anselm Grün De lof van de cel De metropoliet Anthonius kreeg eens bezoek van een oude dame die klaagde dat ze ondanks veel bidden nooit het gevoel van de tegenwoordigheid van God had. De metropoliet gaf haar als raad dat ze de eerste weken helemaal niet hoefde te bidden, maar alleen maar gewoon een kwartier stilzitten, de vrede in haar kamer opmerken en er blij mee zijn en dan voor het aangezicht van God breien. Een poosje later kwam ze terug en vertelde: ‘Het is heel vreemd. Als ik tot God bid, of nauw- keuriger, als ik tot Hem spreek, voel ik niets, maar als ik stil zit, tegenover Hem, dan voel ik me opgenomen in zijn aanwezigheid’. Benedictus ziet het gebed op soortgelijke wijze als een voortdurend leven voor de ogen van de goddelijke toeschouwer. We hoeven niets te presteren, maar we zitten voor Hem en alles wat we doen, doen we voor zijn liefdevolle ogen. Dat geeft ons leven een andere dimensie. Het leven voor de ogen van de liefdevolle God wordt in de monastische literatuur vooral beschreven als ‘De lof van de cel’. De cel is de ruimte waarin een monnik alleen met God is en zonder ophouden met Hem in gesprek is. Zo hebben de monniken de mooie uitspraak geformuleerd: Cella est coelum. De cel is de hemel waar we samen met God wonen. Het is een ‘valetudinarum’, een ruimte waarin we heel en gezond worden in zijn tegenwoordigheid. In deze tegenwoordigheid van God, in het stille vertoeven voor Hem, groeit ook de liefde tot Hem. Het is een zeer menselijke stilte, stilte voor God, stilte bij Christus. Het is als bij een vriendschap. Je vertoeft voor Hem, samen met Hem, je bent er gewoon, zonder bepaalde bedoeling, vrij van alles. De vreugde over de aanwezigheid van de ander is genoeg. Zo kom je in God tot rust, merk je iets van de stilte van de eeuwigheid.
0 Reacties
Laat een antwoord achter. |
AuteurJosé Pype, Griet De Rycker, Sicco Claus, Linda van der Zwaan, Hilde Vrancken, Karel Rymen en Geert Van Malderen zochten de teksten. Archieven
Januari 2021
Categorieën |